Individuele psychodramatische begeleiding

We creëren onze eigen psychische werkelijkheid: heldenverhalen, dagdromen, sprookjes, toekomstfantasieën, angstbeelden over onze vrienden, verlangens naar een ander leven, verbeelding van muziek, plaatjes bij de boeken die we lezen. En we creëren ook onze eigen herinneringen. In psychodrama kun je op levendige wijze contact maken met je herinneringen en ervaren hoe op dat moment niet alleen vorm krijgen maar ook veranderen. Hoe waar zijn dan onze herinneringen?

Psychodrama is een vorm van groepspsychotherapie, ontwikkeld door de Weense psychiater J.L. Moreno (1889-1974).

In psychodrama zet je alles wat je van binnen ervaart door middel van de andere groepsleden neer op het toneel. De fysieke ruimte van het toneel beeldt dan de psychische ruimte uit, waarin het verhaal zich afspeelt. De medespelers uit de groep kunnen praktisch alles uit de psychische werkelijkheid vormgeven. Door middel van de techniek van rolwisselen, en het uitbeelden van een concrete situatie, eventueel tot en met het virtueel neerzetten van de meubels in de kamer waar de gebeurtenis plaatsvindt, ontstaat het verhaal. Dit wordt, naarmate de hoofdrolspeler (de protagonist) meer opgaat in het verhaal, vaak als levensecht ervaren.

Daardoor krijg je de mogelijkheid om letterlijk in je psychische werkelijkheid te stappen. Zo kun je alle innerlijke dilemma’s uitbeelden, maar ook verdrietige of ontroerende gebeurtenissen herbeleven. Toekomstfantasieën kun je uitspelen, of je kunt eenvoudig een sollicitatiegesprek voorbereiden. Je bent dan tegelijkertijd regisseur van en acteur in je eigen verhalen. Door de intense beleving kunnen pijnlijke situaties verwerkt worden, er kunnen door nieuwe of andere emoties nieuwe antwoorden gevonden worden op oude problemen. Deze innerlijke wereld kan uitgebeeld worden door wat Moreno de psychodramatische rollen noemt. De psychische werkelijkheid is opgebouwd uit werkelijkheid en fantasie. Moreno spreekt hier van de ‘surplus reality’. De psychodramatische rollen en de surplus reality zijn als creatieve instrumenten goed bruikbaar bij individuele begeleiding in het werken met persoonlijke verhalen van mensen.

1.1 Psychodramatische rollen en de ‘Surplus Reality’

We creëren onze eigen psychische werkelijkheid: heldenverhalen, dagdromen, sprookjes, toekomstfantasieën, angstbeelden over onze vrienden, verlangens naar een ander leven, verbeelding van muziek, plaatjes bij de boeken die we lezen, alles kan op min of meer chaotische wijze, door ons bewustzijn stromen. Ons bewustzijn is vol van allerlei ‘psychische inhoud’.

Tijdens psychodrama kan alles uit deze innerlijke werkelijkheid letterlijk neergezet, symbolisch verbeeld en concreet belichaamd worden door de psychodramatische rollen. Je zou kunnen zeggen dat de psychodramatische rollen vormgeven aan onze innerlijke roerselen. De ‘psychodramatische rol’ is het voertuig waarmee de protagonist tijdens psychodrama in zijn ziel kan reizen, en dit in de groep kan vormgeven.

In de psychische realiteit, een oneindige innerlijke ruimte, verenigen de fantasie en werkelijkheid zich. Moreno noemde dit de vermeerderde werkelijkheid, de ‘Surplus Reality’. Fantasie kan in de werkelijkheid worden gebracht, werkelijkheid kan fantasie worden. ‘Surplus Reality’ is: fantasie in relatie met de feitelijke en emotionele werkelijkheid, in actie.

In deze ‘Surplus Reality’ kan op het psychodramatoneel de volledige complexiteit van de psychische werkelijkheid, met name ook de creatieve en diepere lagen van de menselijke geest zowel symbolisch als ook concreet vormgegeven worden.

In psychodrama gebruikte Moreno de ‘Surplus Reality’ als instrument om de protagonist te helpen problemen te verwerken, creatief te zijn en verder te komen in zijn ontwikkeling. Psychodrama stimuleert en integreert door middel van methodisch werken in de ‘Surplus Reality’ met de psychodramatische rollen, spontane veranderingen van het ego.

Leni Verhofstadt-Denève (1994) beschrijft in haar boek “Zelfreflectie en Persoons-ontwikkeling” Surplus Reality als:
de verruiming van de realiteit in een beschermde omgeving“.

In haar boek citeert zij Moreno:
It means that there are certain invisible dimensions in the reality of living, not fully experienced or expressed, and that is why we have to use surplus operations and surplus instruments to bring them out in our therapeutic settings.

In ‘Surplus Reality’ kunnen we met behulp van de psychodramatische rollen in ons zelf op zoek gaan naar de deze onzichtbare dimensies, die ons belemmeren of potentiële mogelijkheden verbergen. Dit betekent activeren van deze herinneringen, en zodanig in psychodrama uitbeelden dat er iets opgelost en/ of iets nieuws gecreëerd kan worden.

1.2 Psychodramatisch werken met herinneringen

1.2.1 Het herinneringsproces

Werken met herinneringen, is werken met (flarden van) verhalen. Op zoek naar meer inzicht in jezelf, beter willen begrijpen hoe je zo geworden bent, verwerken wat je niet los kunt laten. Accepteren van beschamende keuzes die je vroeger gemaakt heb, hoe je te kort geschoten bent. Of nieuwe betekenis kunnen geven aan je leven, antwoorden kunnen geven op dilemma’s die je wilt oplossen. Inspiratie vinden voor nieuwe keuzes, waardoor je leven een andere wending kan nemen. Door bewust goede herinneringen aan prettige verhalen op te roepen tijdens psychodramatisch werken, en ze te herbeleven, kunnen deze meer uitgediept, gestructureerd en opgeslagen worden. We noemen dit ook wel mentalisatie. Ook bij verwerken van pijnlijke herinneringen helpt het deze te mentaliseren; ze een plekje te geven.

Het begint meestal met een herinnering, vaag moeilijk grijpbaar, of zich juist indringend vertonend aan het bewustzijn. Soms zijn het dromen die je achtervolgen. En vaak is achter een opgedoken herinnering een andere herinnering verborgen. Je kunt je verleden nooit herinneren hoe het was, stelt Daniel Siegel (1999), want elke actie van herinneren, verandert deze opgeroepen herinneringen. Dat betekent dat werken met herinneringen alleen maar kan plaatsvinden in de ‘Surplus Reality’. Herinneringen zijn altijd opgebouwd uit fantasie en werkelijkheid. Zo begeven ook schrijvers van een autobiografie zich in de ‘Surplus Reality’.

1.2.2 De herinneringen van Günter Grass

De 80-jarige Duitse Nobelprijswinnaar Günter Grass is vooral bekend geworden met zijn boek: “De blikken trommel” Aan het eind van zijn leven (2006) schrijft hij zijn autobiografie: “De rokken van een ui”. In dit boek onthult hij dat hij bij de SS diende. Het schrijven van dit boek is voor hem opnieuw een zelfonderzoek, een confrontatie met zichzelf geweest, tevens een publieke bekentenis. Mogelijk een verwerkingsproces van existentiële schuld en schaamte. Door het schrijven is hij misschien ook beter gaan begrijpen wie hij is geworden. De recensent Hannes Dedeurwaerder (2007) beschrijft het als volgt:

De manier waarop Grass zijn memoires aanpakt, doet denken aan de methode van schrijvers die eveneens de behoefte voelden om uit herinneringen aan vroeger, het ontstaan van een persoonlijkheid en het onontkoombaar besef van een nakend schrijversbestaan te destilleren.

…..de schrijver graaft diep in zijn verleden en stoot vol bewondering op een kind of jongeman waar hij geen uitstaans meer mee heeft, hoewel hij het onloochenbaar is geweest. Het enige wat de schrijver kan doen, is beschrijven en hier en daar een element oppikken dat verwijst naar de mens die de zinnen aan het neerschrijven is, hijzelf dus.

Het wordt een ontmoeting met wie hij als jongeman was, en waar hij gedurende zijn leven afstand van heeft genomen. Je zou je kunnen afvragen in hoeverre ‘de jongeman’ de these in zijn leven gevormd heeft, en zijn leven daarna de antithese. Zijn voortdurende strijd tegen het reactionaire rechtse politiek, zou daar een uitdrukking van kunnen zijn. In het schrijven van zijn autobiografie is hij waarschijnlijk op zoek naar de synthese. Dat proces betekende een voortdurende innerlijke dialoog, een rolwissel tussen de 70-jarige en de jongeman bij de SS.

“Ook Grass is zich bijzonder goed bewust van die dubbelzinnigheid tussen ‘ík’ en ‘niet ik’. Geregeld gebruikt hij aanduidingen als ‘de jongen met mijn naam’ en wisselt hij voortdurend ‘ík’ en ‘hij’met elkaar af. Sommige dingen van vroeger kan hij begrijpen – dat bijvoorbeeld een meeloper (was), wiens gedachten altijd ergens anders zwierven”- andere dingen stuiten op onbegrip: waarom heeft hij zich in godsnaam laten verleiden om hartstochtelijk en “vanuit een onverstoorde vragenloosheid” de Blut und Boden-ideologie van de Führer toe te juichen in een nazistische jongerenbeweging? Iets waar hij zich overigens niet voor verontschuldigt naar het publiek toe, iets dat hij zelfs niet verantwoordt:”Om de jongen en dus mezelf te ontlasten kan niet eens gezegd worden: ze hebben ons verleid! Nee, we hebben onszelf , ik heb mezelf laten verleiden.” Hannes Dedeurwaerder (2007)

In feite neemt hij dus wel verantwoording voor zijn handelen als jongeman. Hierdoor wordt een verder verwerkingsproces mogelijk. “Ook voor Grass was het moeilijk greep op zijn herinneringen te krijgen” Veel details kan Grass niet meer produceren, ook al heeft hij jarenlang zijn verleden gereconstrueerd door mensen en plaatsen uit zijn jeugd op te zoeken. Sommige beelden in zijn hoofd zijn niet meer betrouwbaar: heeft hij het meegemaakt of heeft hij het ergens gelezen? De vaagheid is na zestig jaar beslist te excuseren, maar Grass speelt er ook mee.” Kerres (2006)

Gunter Grass (2003 pag. 9, 10, 11) beschrijft zelf het proces van herinneren als het pellen van een ui, als volgt:

De herinnering houdt van verstoppertje spelen zoals kinderen dat doen. Ze kruipt weg. Tot mooipraterij neigt ze en ze smukt ze graag op, vaak zonder noodzaak. Ze spreekt het geheugen tegen, dat zich pedant gedraagt en twistziek gelijk wil hebben. Als je haar met vragen op de huid zit, lijkt de herinnering op een ui die van haar rokken ontdaan wil worden opdat kan worden vrijgelegd wat letter na letter af te lezen is: zelden ondubbelzinnig, vaak in spiegelschrift of op een ander manier versleuteld.

Onder de eerste, nog droog knisperende rok bevindt zich de volgende, die, zodra hij loslaat, nattig een derde blootlegt, waaronder de vierde, de vijfde wacht en fluistert. En elke volgende zweet te lang vermeden woorden uit, ook krullerige tekens, alsof iemand die graag geheimzinnig doet zich van jongs af, toen de ui nog aan het ontkiemen was, heeft willen versleutelen.

En dan verschijnt de eerzucht al: deze hanenpoten moeten worden ontcijferd, de code gekraakt. En al snel is weerlegd wat allemaal beweert is dat het waar is, want vaak levert de leugen of haar kleine zusje, het gesjoemel, het meest houdbare deel van de herinnering; opgeschreven klinkt ze geloofwaardig en pronkt ze met details die voor fotografisch precies moeten doorgaan; het in de juli hitte trillende teervilten dak van de schuur op de binnenplaats van onze huurkazerne rook bij windstilte naar hoestbonbons…

De afwasbare kraag van mijn lagerschooljuf, mevrouw Spollenhauer, was van celluloid en zat zo krap dat er plooitjes in haar hals zaten……

De zondagse propellerstrikjes van de meisjes op de pier van Zoppo, terwijl de politiekapel montere deuntjes speelde……

Mijn eerste eekhoorntjesbrood…..

Terwijl de scholieren hittevrij hadden……

Toen mijn amandelen weer eens ontstoken waren……

Toen ik vragen inslikte….

De ui heeft vele rokken. Er zijn er heel veel van. Zodra de ui gepeld wordt, vernieuwt ze zich. Als ze gesneden wordt, zorgt ze voor tranen. Pas bij het pellen spreekt ze de waarheid. Wat er voor en na de jeugd gebeurde meldt zich met de feiten en was veel erger dan de bedoeling was, het wil nu eens op de ene en dan weer op de andere manier worden verteld en verleidt tot leugenverhalen.

Wie onnauwkeurige herinneringen heeft, komt soms desondanks een lucifer dichter bij de waarheid, al is het via omwegen.

Meestal zijn het de voorwerpen waarlangs mijn herinnering schuurt, die mijn knie openhalen of een slechte smaak in mijn mond veroorzaken: de tegelkachel…..de kloplatten op de binnenplaatsen…..de wc op de tussenverdieping ……de koffer op zolder…..een stuk barnsteen zo groot als een duivenei.

Iemand die de haarspeld van zijn moeder of de vanwege de zomerhitte aan vier punten geknoopte zakdoek van zijn vader voor ogen heeft en de bijzondere ruilwaarde van de diverse tandingen van granaat- en bomscherven nog duidelijk weet, die komt – en het kunnen ook onderhoudende smoezen zijn- op verhalen waarin het er feitelijker aan toegaat dan in het echte leven.

 

Dit proces vindt vaak ook plaats tijdens psychodramasessies. Naarmate je ouder wordt en terugkijkt op je leven, geldt voor de meeste van ons dat er meer gebeurtenissen zijn, waar je niet trots bent op je handelen. Door verantwoording te nemen en het onder ogen te zien, kan het, voor zover mogelijk, verwerkt worden. Door de vele emoties die daar vaak bij betrokken zijn, is het ook moeilijk de werkelijke geschiedenis correct te herinneren. Emoties kleuren de perceptie onze werkelijkheid voortdurend. Zelfs voor de ervaren schrijver Grass was het niet eenvoudig, en regelmatig ook onmogelijk, zijn herinneringen onder het voetlicht te krijgen. En in het schrijven van zijn autobiografisch verhaal onderscheid te maken tussen fantasie en feitelijke herinnering.

Literatuur

Breuer, F (2006) Storytelling als interactieve interventie. Toepassen van de narratieve benadering organisatieverandering. Pag 61-78 in Interveniëren en veranderen. Zoeken naar betekenis in interactie. Boonstra, J & De Caluwé, L. Kluwer.
Damasio, A.R. (2001) Ik voel dus ik ben. Hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam.
Dedeurwaerder, H ( 2007) Memoires van oorlogskind en Nobelwinnaar Grass. In 8Weekly.
Erlacher-Farkas, B. & Jorda, C. (1996)Monodrama. Heilende begegnung van Psychodrama zur Einzeltherapie. Springer. Wenen, New York.
Grass, G (2007) De rokken van de ui. Meulenhof. Amsterdam.
Kerres, M (2006) Günter Grass wilde éindelijk weg bij moeder’ NRC Handelsblad.
Lambrechts, G (2001) De gestalttherapie. George Lambrechts en uitgeverij EPO. Berchem
Moreno, J.L.(1985) Psychodrama. First Volume. Fourth edition with new introduction. Beacon house 1985.
Moreno, J.L. & Moreno, Z.T. (1975) Psychodrama. Second Volume. Foundations of Psychotherapy. Beacon House, New York.
Moreno, J.L. & Moreno, Z.T. (1975) Psychodrama. Third Volume. Action Therapy & principles of practice. Beacon House. New York.
Moreno, J.L. (1959) Gruppenpsychotherapie und Psychodrama Georg Thieme Verlag Stuttgart. New York.
Moreno, J.L. (1974) Die grundlagen der Soziometrie. Wege zu neuornung der Gesellschaft Leske +Budrich, Opladen 1996.
Moreno, J.L. (1981) Soziometrie als experimentelle Methode. Junfermann-Verlag-Paderborn Reihe bibliotheca Psychodramatica Band 4 Herausgegeben von Hilarion Petzold.
Moreno, Z.T. & Blomkvist, L.D.& Rutzel, T. Psychodrama, surplus reality and the art of healing. Routledge, London and Philadelphia.
Olthof, J. & Vermetten (1994) De mens als verhaal. Narratieve strategieën in psychotherapie voor kinderen en volwassenen. De tijdstroom. Utrecht.
Rogers, C.(1993) Leren in vrijheid. De Toorts Haarlem.
Rogers, C.(1982) Over mens zijn. De Toorts Haarlem.
Siegel, J.S (1999) The developing mind. How relationships and the brain interact to shape who we are. The Guildford Press. New York.
Veldman, F. (1987) Haptonomie. Wetenschap der affectiviteit. Uitgeverij Erven J. Bijleveld.Utrecht.
Verhofstadt-Denève, L. (2001). Zelfreflectie en persoonsontwikkeling. Een handboek voor ontwikkelingsgerichte psychotherapie. Acco, Leuven / Leusden.
Vossen, T. (1967) Zichzelf worden in menselijke relatie. Een ontwikkelingspsychologische studie van de Rogeriaanse grondhouding en haar verwerkelijking in psychotherapie, onderwijs en bedrijfsleven. De Toorts Haarlem.

Print Friendly, PDF & Email