Narratieve en cognitieve kortdurende hulpverlening

In dit artikel noemen en bespreken we, meer of minder uitgebreid, boeken in relatie tot psychodrama en de integrerende visie van waaruit we in ons centrum werken. Nieuwe ontwikkelingen in theorie en methodiek die interessant zijn voor psychodrama zullen we zoveel mogelijk bespreken.

We willen in de komende vijf nieuwsbrieven aan de hand van een aantal boeken de cognitieve en narratieve hulpverlening met elkaar vergelijken. We bespreken het verschil tussen en de integratie van cognitieve en narratieve zelfsturing en we presenteren een nieuwe methode genaamd ‘Dynamische Rolprofielen, een narratieve visie op cognitieve ontwikkeling’, welke deze beide vormen van hulpverlening in zichzelf verenigt. Deze methode is ontstaan vanuit onze jarenlange ervaring in leergroepen psychodrama. Het is een integratie van de waarnemingsleer van de gestaltpsychologie en het gestaltformatieproces uit de gestalttherapie en de verdere uitwerking van de rollenmethodiek van psychodrama. De methodiek hebben we verder onderbouwd aan de hand van het werk van Prof. Dr. Stanley Greenspan, hoogleraar psychiatrie, gedragswetenschappen en kindergeneeskunde en de neuroloog Damasio. Het is een methode gericht op het in korte tijd kunnen stimuleren en ondersteunen van zelfsturing en persoonsontwikkeling bij cliënten. Het is ook een methode die geschikt is voor monodrama, een individuele werkwijze van psychodrama.

In de vorige boekbespreking hebben we geschreven over een recent verschenen boek over aandachtsgerichte cognitieve gedragstherapie. Hierin werd de relatie gelegd tussen bewustzijnstraining (meditatie) en cognitieve gedragstherapie. De narratieve visie op cognitieve ontwikkeling aan de hand van het nieuwste veelomvattende boek van Prof. Dr. Stanley Greenspan: ‘The First Idea, How symbols, language, and intelligence evolved from our primate ancestors to modern humans’, willen wij in twee delen bespreken. Dit is een interessant boek omdat hij een hypothese poneert die de tegenstelling tussen denken en emotie opheft. Hij werkt zijn hypothese, dat emotie en intelligentie deel uitmaken van eenzelfde geheel, grondig en concreet uit. In deze boekbespreking volgt nu deel I. In nieuwsbrief 12 volgt deel II van de boekbespreking over Greenspan, samen met de bespreking van een boek over Teamleren.

In nieuwsbrief 13 bespreken we Narratieve Zelfsturing en Psychodrama. En in nieuwsbrief 14 gaan we dieper in op de integratie van cognitieve en narratieve zelfsturing in dynamische rolprofielen. In nieuwsbrief 15 zal onze visie op kortdurende hulpverlening en de bijzondere betekenis van psychodrama daarin, besproken worden. Deze nieuwsbrieven zullen in de loop van 2005 / 2006 verschijnen.

Wie is Prof. Dr. Stanley Greenspan?

Hij is een Amerikaans hoogleraar psychiatrie en heeft in totaal 37 boeken gepubliceerd. De in Nederland bekende publicaties van Greenspan zijn: ‘De gevoelswereld van uw kind’ (Kosmos, 1988) ‘Wat gaat er in dat hoofdje om?’ (Kosmos, 2000), en ‘Als uw kind speciale aandacht nodig heeft’. Dit laatste boek wat hij samen met Serena Wieder ( klinisch psychologe, gespecialiseerd in de ontwikkeling van zeer jonge kinderen) geschreven heeft, gebruiken wij in onze opleidingsmodule Master I Psychodrama. Vooral omdat hij op een zo beeldende, kleurrijke wijze inzichtelijk maakt hoe belangrijk de aandacht voor zintuiglijke en emotionele ontwikkeling van kinderen is. Hij beschrijft hierin een methode die hij “Floortime” noemt waarbij kinderen gestimuleerd en begeleid worden in de ontwikkeling van hun interactieve en communicatieve vaardigheden. In zijn methode richt hij zich vooral op kinderen in het autistisch spectrum, maar stelt ook dat het belang van veelvuldige interactie met betrokken ouderfiguren voor alle kinderen bepalend is voor hun emotionele en cognitieve ontwikkeling. Zijn nieuwste boek The First Idea (2004) heeft hij geschreven samen met Prof. Stuart G. Shankar, een van de meest vooraanstaande autoriteiten op het gebied van de filosofie van Ludwig Wittgenstein. Hij was een van de pioniers op het gebied van taalonderzoek bij apen en heeft meer dan 20 boeken gepubliceerd.

Waarom een boekbespreking over Greenspan?

Greenspan richt in dit boek zich op de vraag hoe mensen hun hoogste mentale capaciteiten ontwikkeld hebben; namelijk de capaciteiten om te symboliseren en te denken. Hij beschrijft hoe deze capaciteiten zich gedurende de evolutie hebben ontwikkeld. Hij richt zich daarbij op betekenis van de culturele en sociale factoren voor de menselijke evolutie. In zijn methode van werken met kinderen, heeft hij een narratieve visie op cognitieve ontwikkeling. Hoewel hij zelf de term narratief niet gebruikt.

In de narratieve visie wordt de mens gezien als verhalenverteller. Het zijn de dagelijkse gebeurtenissen die mensen voortdurend op een zinvolle wijze ordenen tot een samenhangend geheel, een verhaal. Elke dag als we na ons werk thuis komen hebben we veel verhalen te vertellen. De persoonlijke betekenis bepaalt meestal welke verhalen we het eerst, of het meest uitgebreid vertellen. We willen delen waar we ‘vol’ van zijn.

De persoonlijke betekenis komt voort uit de emotionele beleving. Ook de wijze waarop we onze verhalen vertellen wordt sterk bepaald door de onderliggende emoties en behoeften. Behoeften zijn wat we emotioneel nodig hebben. Er ontstaan behoeften als we op de een of andere manier uit evenwicht zijn. Als we uit evenwicht, en dus ook emotioneel zijn, willen we dit graag herstellen. Bijvoorbeeld als we onzeker worden, hebben we behoefte aan geruststelling. Als we ons alleen voelen, bellen we iemand op voor gezelschap. Emoties en behoeften stimuleren ons op deze wijze tot handelen, tot interacteren. Deze soms kleine interacties vormen de verhalen. Al van kinds af aan geven we op deze wijze ‘gestaltung’ aan onze ervaring. In de gestalttherapie noemt men dit proces het gestaltformatieproces. Daar waar we uit evenwicht zijn, waar een behoefte op de voorgrond treedt, vormt zich een onaffe gestalt die aanzet tot handelen. Het is een dwingende tendens in ieder mens om wat onaf is, af te willen maken. Wanneer de behoefte wordt bevredigd spreken de gestalttherapeuten van gestaltformatie. Zo’n gestaltformatie is een verhaal, de gestaltung van een interactie. Daar waar het gestaltformatieproces de nadruk legt op de individuele behoeftebevrediging, richt de narratieve benadering zich meer op de doorgaande interactie en de verhalen die daardoor ontstaan.

Verhalen kunnen we vertellen of uitbeelden omdat we in staat zijn ervaringen te symboliseren. Door taal kunnen we vertellen, door ons vermogen rollen te spelen kunnen we ook verhalen uitbeelden. Greenspan stelt dat vanaf het moment we geboren zijn, onmiddellijk zintuiglijke en emotionele gebeurtenissen ervaren. Gebeurtenissen, zoals de stem en het gezicht van moeder, die we door herhaling gaan herkennen en onthouden (representeren en opslaan in de hersenen). De aandacht van het kind gaat uit naar wat interessant is, naar die zintuiglijke prikkels die een emotie teweeg brengen. Door de emotie ontstaat een zinvolle structuur (het lachende gezicht van moeder) en een blij gevoel van binnen, een figuur die op de voorgrond treedt in de waarneming. Dit zijn de eerste verhaaltjes van een baby. Moeder is het eerste belangrijke veelomvattende symbool voor het kind. Er kan een boek geschreven worden over wat ze allemaal met elkaar beleven. De hypothese van Greenspan is dat emoties ten grondslag liggen aan onze capaciteit om symbolen te creëren en ons vermogen tot denken.

Inhoud

Greenspan heeft zijn boek ingedeeld in vier delen:
– I Oorsprong en ontwikkeling van symbolen;
– II Een nieuwe richting voor een evolutietheorie;
– III De ontwikkeling van taal en intelligentie;
– IV Ontwikkeling van sociale groepen.

In het eerste deel bespreekt hij hoe het symboolformatieproces bij kinderen zich ontwikkelt. Hij heeft dit uitgewerkt tot een volledig ‘lifespan’ ontwikkelingsmodel. Hij noemt dit de ‘functional emotional (f/e) developmental (capacities) theory’. Mensen hebben volgens Greenspan het vermogen hun basale emoties te transformeren naar een serie opeenvolgende complexe interactieve emotionele signalen. Hij spreekt van “emotional signaling”. Dit vermogen stelt volgens hem een kind in staat om zintuiglijke waarnemingen te leren scheiden van voorspelbare acties; hierdoor kan het kind zelf emotionele betekenis en zin aan zijn waarnemingen geven. Zelfreflectie begint wanneer het kind bij emoties zijn handelen weet uit te stellen. Hier begint ook de ontwikkeling van impulsief gedrag naar spontaan, meer afgestemd gedrag. Volgens Greenspan is de sleutel voor de cognitieve ontwikkeling van het kind te vinden in de kennis van de wijze waarop het kind zintuiglijke informatie verwerkt en emoties leert transformeren naar emotionele signalen tijdens interactie en probleemoplossing. En vervolgens door zelfreflectie tot zelfstandige symboolformatie. Symboolformatie is het begin van abstract denken. Een abstract begrip als ‘eerlijk’, of vriendschap ontstaat uit persoonlijke ervaring van het kind. Wanneer je aan een kind vraagt: ‘wat is eerlijk?’ dan zal het bijvoorbeeld vertellen: “mijn vriendje sloeg mij eerst en toen ik terugsloeg werd ik gestraft, dat is niet eerlijk”. Het abstracte begrip ‘eerlijk’ heeft betekenis gekregen door een emotionele ervaring, door een klein verhaal. Naarmate het kind meer eerlijke en oneerlijke handelswijzen van zichzelf en anderen meemaakt in zijn leven, zal het begrip ‘eerlijk’ meer diepte, meer genuanceerde betekenis krijgen. Het wordt een emotioneel rijk en genuanceerd symbool. Dit zijn voorbeelden van de narratieve oorsprong van de cognitieve ontwikkeling van het kind. Wanneer een kind pauze leert aanbrengen tussen de zintuiglijke gewaarwordingen, daaruit voortkomende emoties en het handelen, dan begint daar de zelfreflectie en het symboolformatieproces. Door de zelfreflectie wordt het spelen met symbolen, met andere woorden het ‘denken’ mogelijk. Greenspan stelt dat zelfreflectie en het transformeren van emoties naar symbolen de basis is van intelligentieontwikkeling. Emoties liggen volgens hem ten grondslag aan structureren en orkestreren intelligentie. Denken en emoties kunnen in zijn visie het geïntegreerde geheel vormen van de cognitieve, ofwel fenomenologische werkelijkheid van ieder mens. Hiermee biedt hij de sleutel voor een integratie van de cognitieve en narratieve aspecten van de menselijke realiteit.

Greenspan en Moreno; erfelijkheid, conditionering en spontaniteit

In het eerste deel stelt Greenspan dat onze sociale en cognitieve capaciteiten niet een resultaat zijn van onze erfelijke aanleg, maar worden ontwikkeld door leerzame natuurlijke interacties. Greenspan stelt dat geleerd gedrag niet genetisch bepaald is maar in iedere generatie opnieuw geleerd wordt door interactie. En dat leren niet beperkt wordt tot imitatie, maar een creatief proces is. Hier is een interessante overeenkomst tussen Greenspan en Moreno, beiden stellen namelijk dat de mens niet alleen door erfelijkheid en conditionering bepaald wordt, maar dat er een derde kracht is. Dit is het vermogen een adequaat antwoord op een nieuwe situatie te vinden, of een nieuw antwoord op een oude situatie. Moreno sprak hier van spontaniteit. Zowel Greenspan als Moreno benadrukken het creatieve vermogen van mensen om vanuit en in wederzijdse interactie te leren. Greenspan beschrijft verder dat biologische capaciteiten nodig maar niet voldoende conditie zijn voor een individueel leren construeren van symbolen en kunnen denken. Dit betekent dat onze biologische potentie om van ervaring te leren, met inbegrip van onze rudimentaire capaciteiten van waarnemen, organiseren, reageren, het kritische substraat vormt van de capaciteiten om te leren. Maar de noodzakelijke condities houden ook een serie stappen in van leren, die de basis vormen voor symbolisch leren. Deze gereedschappen om te leren moeten iedere generatie geleerd en opnieuw geleerd worden. Dit geldt ook voor de capaciteit om aandachtig te zijn en te interacteren (’to engage in emotional en social signaling’); het construeren van complexe patronen, organiseren van symbolische informatie en symbolen te gebruiken in het denken. Door deze middelen kunnen we kennis, wijsheid en empathie ontwikkelen. Dit zijn de gereedschappen voor effectieve bescherming en veiligheid, sociale en politieke organisaties. Ook hier is overeenkomst met Moreno, die veel nadruk legde op de interactie als basis van menselijke en maatschappelijke ontwikkeling. Moreno heeft veel onderzoek verricht ( in zijn sociometrie) naar de wijze waarop interactie plaatsvindt. Ook hij zag het symbool formatieproces als drager en uitdrukking van het zelf en de spontaniteit. Hij heeft dit uitgewerkt in zijn rollentheorie, en zijn concept van de surplus reality. In plaats van symboolperceptie en symboolontwikkeling kun je bij Moreno spreken van rolperceptie en rolformatie. Hij zag de psychodramatische rollen als vormgeving van de psyche, de sociale rollen en cultuur conserven als vormgeving van de maatschappij.

Apen en het ontstaan van de mens

In het tweede deel van zijn boek belicht Greenspan de evolutietheorie, aan de hand van zijn ‘functional emotional (f/e) developmental (capacities) theory’. En Shankar onderbouwt zijn visie met het onderzoek over de communicatie en sociale ontwikkeling van apen. Hij beschrijft met prachtige ontroerende voorbeelden hoe apen emotioneel communiceren en daardoor een veel complexere vorm van samenleven ontwikkeld hebben dan lang gedacht is. Ze hebben een grote diversiteit aan sociale en psychodramatische rollen van waaruit ze communiceren en met elkaar omgaan. Dit werpt volgens Shankar en Greenspan ook een nieuw licht op het ontstaan van de mens. Een belangrijk aspect van de puzzel van de evolutie is: hoe de vroege mens leerde om te leven en werken in families en groepen, en in staat was complexe culturen en maatschappijen op te bouwen. Hij dat schrijft dat helaas sinds Hobbes het algemeen geaccepteerd is dat de basis van sociale en politieke discourse en organisatie gevormd wordt door taal, waarvan ook verondersteld wordt dat die genetisch overgedragen wordt. Zelf gelooft hij dat de groei van complexe culturen en maatschappijen en menselijk overleven veel meer afhangt van de menselijke capaciteit tot intimiteit, empathie en reflectief denken en een gedeeld gevoel voor menselijkheid en werkelijkheid. Deze aspecten vinden hun oorsprong in dezelfde emotionele processen die leiden tot symboolformatie.

Een dualistische visie versus een holistische visie op emotie en denken

In het derde deel van het boek wil Greenspan onder andere aantonen dat de huidige dualistische visie op hoe de hersenen emoties organiseren, zoals verdedigd door bijvoorbeeld neurowetenschappers als LeDoux, niet correct is. In de dualistische visie worden emoties gezien als toestanden in de hersenen die verschillend, anders zijn en zelfs vechten en invloed uitoefenen op logisch denken. Greenspan zegt dat deze visie niet overeenkomt met zijn klinische observaties bij opgroeiende kleuters en kinderen. Hij is het met deze dualistische visie dan ook niet eens. Deze dualiteit van emotie en logisch denken kan volgens Greenspan bestaan als gevolg van pathologie. In een gezonde ontwikkeling zijn beide systemen (subsymbolische systemen zoals de amygdala en de cortex) ge?ntegreerd. Taal en cognities zijn volgens hem ingebed in emoties die leiden tot symboolvorming. Voor Greenspan zijn de processen van “emotional signaling” daarbij de ontbrekende schakels. Interacteren door emotionele signalen en emotioneel seinen is iets anders dan emotionele expressie als doel op zichzelf. Je zou kunnen spreken van een emotiecommunicatie, of een intentiecommunicatie. Aan het geven van emotioneel seinen ligt een intentionaliteit ten grondslag; er is sprake van een gerichtheid op de wereld. Door de intentionaliteit ordenen we onze ervaringen en deze bepaald onze gerichtheid op de wereld.

Moderne neurowetenschappers zoals LeDoux en Schacter hebben veel nieuw inzicht gegeven over de neurale processen die ten grondslag liggen aan onze primaire emoties, maar gaan nog steeds uit van dezelfde principes als Descartes. Zelfs Antonio Damasio (De vergissing van Descartes, 1995) een vervent tegenstander van de scheiding tussen rede en emotie, is nog steeds aanhanger van de biologische oorsprong van het functioneren van onze emoties. Hoewel hij de invloed benadrukt van emoties op de verwerking van informatie, ziet hij de primaire emoties als gedetermineerde fenomenen.

Het bijzondere wat Descartes introduceerde is volgens Greenspan, dat deze de passiviteit van emoties uitlegde door te verklaren dat emoties een aparte onwillekeurige mentale staat vormen. Hij zag emoties als complexe reflexen die opgeroepen worden door interne en externe stimuli. Hij geloofde dat ze bestonden uit verschillende duidelijke lichaamsprocessen en sensaties en worden geassocieerd met karakteristiek gedrag en stereotiepe gezichts-uitdrukkingen. De moderne vertaling is volgens Greenspan een basale emotie dat gedefinieerd wordt als een complex proces van neurale, neuromusculaire /expressieve en experientiële aspecten.

Het feit dat een emotie als basaal gezien kan worden komt tot uitdrukking in het feit dat emotie geassocieerd wordt met duidelijke specifieke gezichtsuitdrukkingen, met specifieke lichaamsbeweging en -houdingen, met specifiek stemgebruik, veranderingen in de stem, de toon, ritme, prosodie, stress en duidelijke sensaties en chemische veranderingen in het lichaam. Vooral het werk van Ekman en Izard, beide gevormd door het werk van Tomkins, beschrijven deze visie op emoties.

In hun theorieën gaan ze er vanuit dat alle diverse aspecten van emotionele reacties worden gecoördineerd en gecontroleerd bij neurale programma’s. Emoties worden behandeld als een samengestelde vorm van reflexen; namelijk een stimulus activeert een neuraal programma dat een neuromusculaire /expressieve autonome gedragmatig en experientiële opeenvolging van gebeurtenissen. Het verschil tussen reflexen en emoties is gelegen in de mate van complexiteit en de wijze van coördinatie. Vandaar zijn emotionele reacties, zoals Descartes al beargumenteerde, onbewust en onvrijwillig, omdat, zoals andere ‘automatische acties’ ze opereren op een neuro/fysiologisch niveau dat onder de drempel ligt van introspectie en bewust plannen.

In deze visie worden culturele en cognitieve componenten slechts toegevoegd aan de basale emotionele reacties om het unieke emotionele gedrag in te kaderen en te beheersen. Dus de twee uitgangspunten van Descartes zijn:
1) De basisemoties behouden hun kenmerken gedurende het gehele leven van een individu.
2) Deze basisemoties kunnen informatieverwerking zowel faciliteren als belemmeren, maar de ontwikkeling en structuur van onze cognitieve en linguïstieke faculteiten worden gezien als autonome fenomenen.

Greenspan beschrijft in zijn boek een holistische visie en steunt daarbij onder andere ook op het werk van Witherington (2001, Principles of Emotions and Developement), waaruit hij zijn ‘functional emotional (f/e) developmental (capacities) theory’ ontwikkeld heeft. Hierin stelt hij dat emoties een veel belangrijkere rol spelen in de ontwikkeling van ‘mind and society’ dan tot nu toe gedacht werd. Ze vormen de bron van symbolen, zijn de architect van intelligentie, de integratie van verwerkingscapaciteiten en het psychologisch fundament van onze maatschappij.

Dit laatste werkt hij verder uit in het vierde deel waarin hij schrijft over de niveaus van ontwikkeling in groepen, maatschappijen en culturen. Hij beschrijft verder nog in het derde deel van zijn boek hoe ‘emotional signaling’ de missende schakel is in het werk van Piaget, de pionier op het gebied van moderne cognitieve psychologie.

Op beide laatste aspecten kom ik terug in het tweede deel van de boekbespreking over Greenspan en leg in die bespreking de relatie naar teamleren en ook naar psychodrama.

Wat ik jammer vind is dat Greenspan niet verder ingaat op het onderscheid tussen emoties en gevoelens zoals beschreven door Damasio in zijn boeken: “Ik voel dus ik ben”( 2001) en “Het gelijk van Spinoza” (2003). Omdat ik denk dat gevoelens en gevoelsontwikkeling, volgens Damasio de bewustwording van emoties, een belangrijk inzicht kunnen geven in het vermogen een pauze in te lassen tussen emotie en handelen. De neurologische achtergrond van het onderscheid tussen emoties en gevoelens geeft meer inzicht in ons vermogen van zelfreflectie. De tastzin, die volgens Damasio de basis vormt van ons zelfgevoel, speelt een bijzondere rol bij zelfreflectie en cognitieve processen. Zoals ook Veldman 30 jaar geleden al in zijn boek over haptonomie beschreef. Volgens mij zijn we middels ons zelfgevoel en onze lichamelijkheid in staat ons handelen te stoppen en onze emoties te bevatten en te reguleren, en van daaruit te transformeren tot symbolen. Het lichaam is volgens Damasio ons bewustzijn; daarmee heeft Damasio ook een holistische mensvisie neurologisch onderbouwd. Het voert helaas te ver nu om in deze boekbespreking dieper op het boeiende onderscheid van Damasio tussen emoties en gevoel in te gaan. Voor mensen die interesse hebben in het bewustzijnsvraagstuk zijn de boeken van Damasio dan ook zeker een aanrader. De aantrekkelijkheid van de boeken van Greenspan is de eenvoudige schrijftrant en de ontroerende voorbeelden waarmee hij zijn theorie onderbouwt. Hij heeft een enorme kennis die hij in dit boek op een begrijpelijke wijze bijeen gebracht heeft. Zijn laatste twee boeken hebben dan ook een nogal lijvig formaat. Wordt vervolgd!!!

Print Friendly, PDF & Email